Veelgemaakte fouten bij het leren autorijden.

Veelgemaakte fouten bij het leren autorijden (en hoe je ze voorkomt!)

Iedereen maakt fouten tijdens het leren autorijden. Dat is helemaal normaal! Sommige fouten komen echter vaker voor dan andere en kunnen het leerproces vertragen. In deze blog bespreken we de meest voorkomende fouten en geven we tips en oefeningen om ze te voorkomen.

1. Verkeerd schakelen

Veelgemaakte fout:

• Te vroeg of te laat schakelen, wat kan leiden tot een haperende motor of een te hoog toerental.
• Niet goed ontkoppelen, waardoor de auto kan afslaan.

Hoe voorkom je dit?

• Let op het toerental: Schakel rond 2000-2500 toeren bij een benzineauto en rond 1500-2000 bij een diesel.
• Oefen met het voelen en luisteren naar de motor om het juiste schakelmoment aan te leren.
• Maak een checklist in je hoofd: Koppel in, schakel, laat de koppeling rustig opkomen en geef gas.

2. Verkeerd spiegelen

Veelgemaakte fout:

• Te weinig of te laat in de spiegels kijken.
• Vergeten de dode hoek te controleren bij het wisselen van rijbaan.

Hoe voorkom je dit?

• Maak het een automatisme: Kijk in je binnenspiegel, zijspiegels en over je schouder vóór je een manoeuvre uitvoert.
• Oefen de kijkvolgorde: Eerst spiegels, dan richting aangeven en pas daarna sturen.
• Vraag je instructeur om extra oefeningen met spiegelgebruik in het verkeer.

3. Te snel of te langzaam rijden

Veelgemaakte fout:

• Onzekerheid kan ervoor zorgen dat je te langzaam rijdt, wat gevaarlijk kan zijn in het verkeer.
• Te snel rijden zonder goed te anticiperen op verkeerssituaties.

Hoe voorkom je dit?

• Gebruik herkenningspunten zoals borden en wegmarkeringen om je snelheid beter te controleren.
• Vraag je instructeur om feedback op je snelheidsgedrag.

4. Verkeerde remtechniek

Veelgemaakte fout:

• Te hard of abrupt remmen, waardoor de auto schokt.
• Te laat of juist te vroeg remmen bij een stoplicht of bocht.

Hoe voorkom je dit?

• Begin rustig met afremmen en verhoog de druk geleidelijk.
• Leer om ‘doseren’: eerst zachtjes remmen en pas harder drukken als dat nodig is.
• Gebruik de motorrem door tijdig terug te schakelen en zo de snelheid te verminderen.

5. Angst of onzekerheid

Veelgemaakte fout:

• Twijfelen tijdens het invoegen of afslaan.
• Bang zijn om fouten te maken en daardoor onnodig langzaam of onhandig rijden.

Hoe voorkom je dit?

• Vertrouw op je instructeur en wees niet bang om fouten te maken. Fouten horen bij het leerproces!
• Oefen situaties die je spannend vindt, zoals druk verkeer of rotondes, vaker met je instructeur.
• Gebruik ademhalingstechnieken om rustig te blijven tijdens het rijden.

Oefeningen om beter te worden

• Spiegeloefening: Oefen thuis met het snel en efficiënt checken van spiegels en dode hoeken.
• Schakeloefening: Rijd op een rustige weg en oefen vloeiend schakelen zonder dat je motor schokt.
• Remoefening: Oefen geleidelijk afremmen en stop op een exact punt om je controle te verbeteren.
• Bochten nemen: Rijd op een rustige weg en oefen het inschatten van de juiste snelheid en stuurbeweging.

Conclusie